Bomen, struiken en andere plantensoorten zetten via fotosynthese zonlicht, water en koolstofdioxide (CO2) om in enerzijds zuurstof en anderzijds een voedingsbron, m.n. koolhydraten, om de eigen processen en groei mogelijk te maken. De koolstof (C) uit de CO2 wordt op die manier gebonden in planten. Ook mens en dier nemen direct of indirect via plantaardige voeding koolhydraten op en ‘binden’ dus koolstof in het eigen systeem en residuen.
Bioafval op een gecontroleerde manier biologisch verwerken via compostering en/of vergisting zorgt er vervolgens voor dat een deel van de koolstof uit het bioafval wordt vastgelegd in compost en digestaat. Bij vergisting wordt een deel van de koolstof ook omgezet naar biomethaan (CH4) en dus groene energie.
Compost- en digestaatgebruik zorgen voor het sluiten van de koolstof- en de nutriëntenkringloop
Door compost of digestaat aan tuin-, landbouw- of andere bodems toe te voegen, sluiten we koolstof- en nutriëntenkringlopen. De organische stof en nutriënten worden zo immers terug aan de bodem gegeven. De stabiele koolstofverbindingen (humus) fungeren als lijm om zand-, klei- en leempartikels samen te houden, de deeltjes vormen samen bodemaggregaten, de basis voor een goede bodemstructuur. Humus zorgt voor een groter vochthoudend vermogen van de bodem en maakt de bodem beter bestand tegen erosie. Nutriënten worden gebonden door de organische stof en komen langzaam aan ter beschikking van de planten. Organische stof zorgt voor een gezonde vruchtbare bodem, met grote biodiversiteit.